Europa en de Boze Buitenwereld

Vredesmagazine, voorjaar 2017 – Eind vorig jaar presenteerde Federica Mogherini namens de Europese Commissie een ambitieus Europees Defensie Actieplan. De Commissie vindt dat Europa moet zorgen voor eigen bewapening, onafhankelijk van de VS. Het plan bestaat uit twee delen: er moet geld naar de Research & Technology afdelingen van de Europese wapenindustrie en Europese landen moeten gezamenlijk wapens gaan inkopen en daar extra geld voor vrijmaken, bovenop hun defensiebegrotingen.

Ooit, in een ver verleden, was er een Franse minister die twee wereldoorlogen wel genoeg vond. En die voorstelde om “de Frans-Duitse productie van kolen en staal onder een gezamenlijke Hoge Autoriteit te plaatsen, binnen een organisatie die open staat voor deelname door andere Europese landen. De gezamenlijke kolen- en staalproductie zal (…) een basis leggen voor gezamenlijke economische ontwikkeling als eerste stap naar een Europese Federatie, en de toekomst veranderen van regio’s die zich lang hebben gericht op het produceren van oorlogswapens, waar ze vooral zelf het slachtoffer van waren.” Dat was in 1950, en die minister was Robert Schuman, naar wie het Brusselse plein is genoemd waar nu de Europese Commissie zetelt.

Het Europese streven van vrede door economische samenwerking geldt alleen binnen de muren van Europa. Voor de Boze Wereld daarbuiten wordt nog altijd vooral naar militaire middelen gegrepen, maar dan niet in EU verband. De Europese Unie heeft nauwelijks militaire organen, defensie valt onder nationale lidstaten en de meesten EU landen zoeken hun defensiesamenwerking binnen de NAVO. Sommige lidstaten, zoals Frankrijk, willen al jaren dat de Europese defensie onafhankelijker wordt van de door Amerika gedomineerde NAVO. Dat resulteerde onder meer in de inmiddels weer ter ziele gegane West-Europese Unie, die bestond van 1954 tot 2011. Maar met name de Britten hechtten veel waarde aan de samenwerking met de VS en waren tegenstander van meer Europese defensie.

Mede door de Brexit ziet de stroming die de EU militair wil versterken zijn kans nu schoon. Federaal ingestelde Europese politici streven naar een gezamenlijke buitenlandse politiek van de EU, en daar hoort Europese militaire macht bij. Dwaallichten als de Poolse premier gaan zelfs zo ver dat ze pleiten voor een Europees kernwapen. Anders dan de NAVO heeft de EU echter geen militaire staf en budget, dus een echt Europees leger is nog ver weg. Maar om gezamenlijk Europees optreden van de lidstaten mogelijk te maken wil de Commissie er in elk geval voor zorgen dat alle soorten wapens in Europa beschikbaar zijn en geproduceerd kunnen worden. De Europese organisatie die dat moet gaan coördineren is het European Defence Agency (EDA), dat sinds kort valt onder de European External Action Service, zeg maar het ‘ buitenlandministerie’ van de Europese Unie.

Kontje voor de wapenindustrie

De Europese wapenindustrie vindt het natuurlijk een uitstekend plan. Tijdens de economische crisis, die in Europese landen tot bezuiniging op de defensiebudgetten leidde, heeft de wapenindustrie zich draaiende gehouden door flink in te zetten op export (nieuwe markten ontwikkelen) en diversificatie (onder meer grensbewaking), maar nu trekt de Europese wapenmarkt weer aan en, nog mooier, is de Europese Unie bereid om geld te investeren in wapenonderzoek. Voor 2017-2019 is er 90 miljoen euro begroot, hetgeen moet oplopen tot 3,5 miljard euro in 2021-2027. Ontwikkelingskosten van nieuwe producten (Research & Technology) liggen in de militaire sector relatief hoog, subsidiepotjes om deze kosten te dragen zijn voor de wapenindustrie dus heel aantrekkelijk.

Het idee is, dat er binnen de EU als geheel gaten vallen in de beschikbare militaire capaciteit die zonder de VS opgevuld moeten kunnen worden. Daar gaat de European Defence Agency nu aan werken. Het geld is alleen beschikbaar voor projecten die in een capaciteitsbehoefte van de krijgsmachten van de lidstaten voldoen. Die capaciteitsbehoefte (onder meer drones, cyber, satellieten) is door de EU ministers van defensie vastgesteld in een Capability Development Plan.

Eind maart moeten formele afspraken over het Defensie Actie Plan tussen EDA en de Europese Commissie rond zijn. Maar er zijn nog diverse haperingen. Er is onder meer geen duidelijkheid over de intellectuele eigendomsrechten van door de industrie uitgevoerde, maar met publiek geld betaalde onderzoeksresultaten. Ook is niet duidelijk hoe om moet worden gegaan met de voor militaire zaken gewenste vertrouwelijkheid en de controlerende rol van het Europees Parlement.

Nederlandse kansen

Het zijn uiteindelijk de regeringen van de lidstaten die de beslissende stem hebben. In een eerste reactie op het Defensie Actie Plan zegt de Nederlandse regering vooral belang te hechten aan toegang tot het defensie-onderzoeksgeld voor het Midden- en Kleinbedrijf (MKB). Nederland heeft maar een paar grote wapenbedrijven, de meeste Nederlandse defensieproductie vindt plaats in kleine bedrijven die een nicheproduct hebben, dat zowel civiel als militair toepasbaar is. Het MKB vist vaak achter het net bij Europese subsidies, die zo ingewikkeld zijn dat alleen grote bedrijven aan de voorwaarden kunnen voldoen. Dat moet bij dit wapenpotje dus niet gebeuren, vindt onze regering. Wat dat betreft ziet het er nu goed uit. In 2015 heeft het European Defence Agency drie pilot projecten toegekend met een gezamenlijke waarde van €1.4 miljoen. Een daarvan is uitgevoerd door een consortium onder Nederlandse leiding: in Leiden wordt een Detect and Avoid systeem voor drones ontwikkeld (waarmee onbemande vliegtuigen andere vliegende voorwerpen detecteren en vermijden) door het Netherlands Aerospace Center (NLR) met partners uit Duitsland, Italië en Groot-Brittannië.

Tijdens een Algemeen Overleg in de Tweede Kamer zei minister Hennis van defensie over het Defensie Actie Plan het volgende: “Wat de verdere uitwerking van het fonds betreft: de Commissie zou graag in juni van dit jaar een uitgewerkt voorstel voor het defensiefonds hebben. De lidstaten worden hierbij betrokken. Dat is goed, want er zijn echt een paar flinke kritische kanttekeningen te maken. Er is een implementation steering group gevormd waarvoor vertegenwoordigers van zowel de ministeries van Financiën als de ministeries van Defensie zijn uitgenodigd. (…) Zo kunnen wij een vinger aan de pols houden. De verwachting is dat het fonds, zelfs als er in juni een uitgewerkt voorstel ligt, pas na — houd u vast — 2020 operationeel zal zijn. We hebben dus echt nog wel even de tijd om dingen bij te sturen.” Maar met dat laatste heeft Hennis ongelijk, want er wordt nu voorgesorteerd om in 2020 full swing van start te gaan. Waar nu niet wordt bijgestuurd is straks verkeerd voorgesorteerd.

Geldstromen ombuigen richting wapenindustrie

Omdat het gaat over ‘ambitieuze’ doelen stelt de Commissie voor om ook alle andere mogelijke Europese financieringsbronnen open te stellen voor wapenonderzoek. Hiervoor wordt onder meer begerig gekeken naar de Europese Investeringsbank (EIB), die nu nog in haar richtlijnen heeft staan dat er geen bijdrages worden gedaan voor productie van wapens en munitie omdat de EIB “een voorkeur heeft voor productieve investeringen”. Ook Structuurfondsen en zelfs Erasmus+ geld, bedoeld voor jongerenuitwisselingen binnen de EU, zouden opengesteld moeten worden voor de wapenindustrie.

Daarnaast streeft de EU naar oprichting van een Capaciteitenfonds waarmee lidstaten, bovenop hun normale defensiebegroting, gezamenlijk militaire aankopen gaan doen, met een streefbedrag van 5 miljard euro per jaar. Uitgaven aan het Capaciteitsfonds zouden niet mee hoeven tellen bij de naleving van de eisen van het Stabiliteitspact.

Over details van de Commissievoorstellen bestaat bij veel lidstaten twijfel dus er zal nog wel worden ‘bijgestuurd’. De plannen op zich wordt echter met welwillendheid bekeken. Ambitieuze voorstellen voor versterkte bewapening liggen in Brussel op dit moment goed in de markt.

Het past in het Grote Verhaal dat Europa een gezamenlijke defensiemacht moet vormen. Wie dat Europese leger moet aansturen en wat de taken zouden moeten zijn is volstrekt niet uitgekristalliseerd, en voorlopig lijkt er hierover ook weinig overeenstemming in zicht: de buitenlandspolitieke belangen van de  lidstaten zijn erg verschillend en geen enkel land is bereid militaire zeggenschap af te staan. Wel bestaan er in Europa op verschillende gebieden vormen van bilaterale defensiesamenwerking, er is bijvoorbeeld een Belgisch-Nederlandse samenwerking op marinegebied. Maar het is heel wat anders om met twee of drie landen militair samen te werken dan met 27 landen. Er zullen zich mogelijk meer landen aansluiten bij militaire samenwerkingen, en mogelijk ontstaat een defensie-‘kopgroep’ van een paar landen, maar een echt Europees leger is nog ver weg. Het geld voor een Europese wapenindustrie is echter alvast veiliggesteld.

 

Wendela de Vries

 

..