Nieuwe Nederlandse onderzeeërs; hoe zit het met export en proliferatie?

Nederland bereidt een miljardenaankoop voor van nieuwe conventionele onderzeeërs ter vervanging van de huidige klasse. Onlangs werd het acquisitieproces door parlementsleden onder de loep genomen met een lange lijst Kamervragen (267) aan de regering.

De acquisitie zal invloed hebben op toekomstige Europese wapenexporten en bijdragen aan de groei van militaire onderwatercapaciteit en technologie. Drie werven staan op de shortlist, allemaal in samenwerking met een Nederlands bedrijf: het Zweedse SAAB Kockums (met Damen); de French Naval Group (met Royal IHC); en het Duitse Thyssen Krupp Marine Systems (met ‘Submarine Valley’ in Den Helder, thuishaven van de Nederlandse marine).

Europese export

Geen enkel Europees land kan de concurrentiepositie van zijn defensie-industrie handhaven op basis van alleen zijn eigen binnenlandse markt“, meent Hervé Guillou, directeur van de French Naval Group. Dit geldt ook voor de productie van dieselonderzeeërs. In de afgelopen 25 jaar zijn er 178 conventionele onderzeeërs in gebruik genomen. Hiervan zijn er 45 in China geproduceerd, allemaal voor eigen gebruik, op twee na die zijn geleverd aan Bangladesh. Rusland produceerde er 32, waarvan 25 werden geëxporteerd naar vijf verschillende landen. En 78 zijn geproduceerd of ontwikkeld in een of meer lidstaten van de Europese Unie. Het leeuwendeel daarvan, 55, werd geëxporteerd naar 14 verschillende landen binnen en buiten de EU / NATO +. De VS ontbreken in deze lijst, want hoewel zij verreweg de grootste onderzeesmacht zijn, produceert de VS alleen nucleaire en geen dieselonderzeeërs. Europese landen exporteren niet alleen rompen, maar ook motoren, sensoren en wapensystemen van onderzeeërs. Dertien van de EU schepen hebben bijvoorbeeld radar en sonar van elektronica-wapenfabrikant Thales aan boord (zie tabel). De onderzeese markt is een ‘buyers market’ waar de winstmarges klein zijn en lucratieve aanbiedingen om klanten te verleiden tot kopen enorm zullen zijn.

Een van de redenen om een nieuwe onderzeeër aan te schaffen is volgens de Nederlandse regering de wereldwijde verspreiding van onderzeeërs. Mogelijk gaat Nederland hier zelf aan bijfdragen. Bij de Kamervragen is de bezorgdheid over export echter beperkt tot de export van Nederlandse kennis naar buitenlandse werven (dit zal worden voorkomen met afspraken over technologie-overdracht) en tot de export van onderzeeërs door China. Sommige parlementsleden willen alvast anticiperen op inkomsten uit export om het kostenplaatje bij te stellen.

Taken

De kosten van de voorgenomen onderzeebootaanschaf zijn nog steeds vertrouwelijk, maar het contract is ingedeeld bij de categorie hoogste acquisitiekosten van de overheid, boven de € 2,5 miljard (het wordt waarschijnlijk bijna € 3,5 miljard voor vier onderzeeërs). De onderzeeërs krijgen taken in bij wereldwijde machtsuitoefening, bij inlichtingenvergaring (zoals de huidige klasse bijvoorbeeld deed in de Adriatische Zee, de Perzische Golf en voor de kust van Venezuela) en bij geheime missies van speciale troepen. Onderzeeërs kunnen strategische situaties beïnvloeden en verdedigende en aanvallende gevechtstaken uitvoeren.

De rol van onderzeeërs wordt steeds belangrijker, omdat grote oppervlakteschepen veel kwetsbaarder zijn, aldus marinedeskundige Eric Wertheim. De logica om dergelijke boten te kopen past in de machtsstrijd van een wereld op weg naar een Koude Oorlog 2.0. Veiligheid is meer gebaat bij ontwapening, wapenbeheersing en vertrouwenwekkende maatregelen, maar voor de wapenindustrie is dit geen aantrekkelijk alternatief.

Artikel 346 en defensie-industrie

Bij het lezen van de vragen van de Nederlandse Kamerleden spat de lobby van de wapenindustrie van de pagina’s. Veel vragen worden meermaals in exact dezelfde bewoording gesteld. Kamerleden vrezen dat Nederlandse kennis zal verdwijnen wanneer buitenlandse onderzeebootbouwers worden gekozen om de boten te bouwen. Alsof er een Nederlandse onderzeebootbouwer beschikbaar is of uit de grond gestampt kan worden zonder enorm hoge kosten. De Nederlandse regering heeft een aantal zaken uit te leggen aan nationalistische parlementsleden in een andere werkelijkheid: er is geen gecombineerde hoofdaannemer met buitenlandse en Nederlandse partij, omdat alle ontwerpen en daarmee de de verantwoordelijkheden niet-Nederlands zijn; en omdat Nederland al 25 jaar geen zelfstandige onderzeebootbouwcapaciteit meer heeft.

Defensie maakt duidelijk dat kennis naar Nederland komt in plaats van het verlaat. Nederland wil een kant-en-klaar ontwerp dat wordt aangepast aan specifieke Nederlandse wensen, inclusief Nederlandse technologie. Nederland deed daarbij een beroep op Artikel 346 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zodat de bestelling niet openbaar hoefde te worden aanbesteed, om ‘essentiële veiligheidsbelangen te beschermen‘. Toegang, versterking en uitbreiding van kennis van onderzeebootbouw is volgens de regering dus een essentieel veiligheidsbelang, en artikel 346 biedt een instrument om betrokkenheid van de Nederlandse industrie te eisen bij van de buitenlandse partij die de onderzeeër levert. Dat geldt ook voor militaire onderzoeksinstellingen (Marin marine research, TNO en het Britse BMT).

Risico’s

Kamerleden vroegen ook naar de risico’s van het aanschafprogramma. De regering ziet drie verschillende soorten risico’s: technische (zoals integratie van systemen), politieke (zoals trage besluitvorming) en afnemend draagvlak bij het publiek. De regering monitort deze risico’s maar de informatie daarover is vertrouwelijk. Tot nu toe heeft het debat zich beperkt tot gespecialiseerde artikelen in de media, tot de defensie-industrie, en tot meningsverschillen tussen ministeries (Defensie, Financiën en Economie) en lobbyisten. Meer publiek debat is hard nodig. De SP probeert het punt te maken dat miljardenuitgaven aan onderzeeërs ten koste gaan van sociale uitgaven. Minstens zo belangrijk is het punt dat deze acquisitie van onderzeeboten niet bijdraagt aan de bescherming van Nederlands grondgebied, maar aan versterking van een interventionistisch militair beleid en de risico’s van onderzeebootexport.

Martin Broek 03/2020