14 april: Internationale actiedag tegen militaire uitgaven

[Verschenen in Vredesspiraal 2014/1]

In 2012, het meest recente jaar waarvoor cijfers bekend zijn, bedroegen de totale mondiale militaire uitgaven 1,76 biljoen dollar. De astronomische bedragen die elk jaar worden vrijgemaakt om dood en verderf te zaaien staan in schril contrast tot de tekorten op het vlak van sociale en groene uitgaven. 1,2 miljard mensen leven in extreme armoede, aldus de Wereldbank eind vorig jaar. Dat is zo’n 17% van de wereldbevolking. Met ongeveer 3,5% van de mondiale militaire uitgaven zouden extreme armoede en honger de wereld uit geholpen kunnen worden.

Pacifisten willen natuurlijk het liefst een volledige afschaffing van militaire uitgaven, maar ook anderen pleiten voor in ieder geval een forse verlaging. Het United Nations Development Programme (UNDP) concludeert in het Human Development Report 2013: “Niet alle landen hebben de voorwaarden voor volledige demilitarisering, maar de meeste hebben ruimte voor een aanzienlijke verlaging van hun militaire uitgaven.”
De belangen aan de andere kant zijn echter groot. Naast de krijgsmachten zelf gaat het om bijvoorbeeld de internationale wapenindustrie, die een omzet van 400 miljard euro per jaar draait. Deze industrie zelf, alsmede overheden die wapens kopen en militaire bedrijven op diverse andere wijzen ondersteunen, schermen daarbij graag met het belang dat zij zouden hebben op het gebied van economie en werkgelegenheid.
In een recent gepubliceerd rapport concludeert de Campagne tegen Wapenhandel echter: “Wapenproductie stimuleren als economisch beleid brengt grote risico’s met zich mee voor vrede en veiligheid. Bovendien wijst niets erop dat de wapenindustrie werkelijk de banen- en kennismotor is die overheid en industrie veronderstellen. Investeren in andere sectoren zou hetzelfde of zelfs meer kunnen opleveren.”

Joint Strike Fighter
Ook op nationaal niveau zou geld voor militaire uitgaven wel beter besteed kunnen worden. De rijksbegroting voor 2014 bevat 7,6 miljard euro uitgaven voor Defensie. Dit is niet het complete plaatje. Zo wordt een deel van het geld voor ontwikkelingssamenwerking ook bestemd voor militaire uitgaven en zijn er andere kleinere posten, bijvoorbeeld exportsteun voor de wapenindustrie, die ook meegerekend zouden moeten worden.
Eén uitgave springt eruit: de kosten voor de aanschaf van de Joint Strike Fighter (F-35), het gevechtsvliegtuig dat de F16 moet gaan vervangen, zullen minimaal 4,5 miljard euro gaan bedragen. Het grootste deel van dit bedrag moet over een periode van tien jaar, tot 2023, opgehoest worden; een klein deel is al eerder geïnvesteerd in het ontwikkelingsprogramma en de aanschaf van testtoestellen. Alleen al het afzien van het vervangen van de F16 zou voldoende geld vrij kunnen maken om vele geplande bezuinigingen op sociaal gebied en op ontwikkelingssamenwerking ongedaan te maken.
De schattingen met betrekking tot de stuksprijs van de JSF lopen sterk uiteen. Volgens de berekening van Defensie zouden voor het totale budget uiteindelijk 37 toestellen gekocht moeten worden. Dat komt neer op 120 miljoen euro per stuk.
Een simpele vergelijking maakt de absurditeit van de prioriteiten die de regering legt pijnlijk duidelijk: voor de kosten van een JSF kunnen in de armste delen van de wereld ruim 1,4 miljoen kinderen een jaar naar school.

Internationale actiedag
De Global Day of Action on Military Spending werd in 2011 in het leven geroepen door het International Peace Bureau (IPB) in Zürich en het Institute for Policy Studies (IPS) uit Washington DC. IPB doet nog steeds de internationale coördinatie. De dag vindt steeds half april plaats en valt samen met de publicatie van mondiale cijfers over militaire uitgaven door het Zweedse onderzoeksinstituut SIPRI.
De afgelopen jaren hebben in enkele tientallen landen diverse, met name publieksgerichte, activiteiten plaatsgevonden. Deze richtten zich op bewustwording over militaire uitgaven en over hoe deze ten koste gaan van sociale en groene uitgaven.
Enkele voorbeelden van vorig jaar:
– In België verkleedden activisten zich als militairen en vroegen voorbijgangers op straat om geld om nieuwe wapens te kunnen kopen;
– In Italië hielden activisten een sit-in bij het Colosseum, waarbij ze flyers uitdeelden en met voorbijgangers in gesprek gingen;
– In het Verenigd Koninkrijk werd actie gevoerd bij enkele wapenfabrikanten, terwijl in Schotland de kernwapenbasis bij Faslane werd geblokkeerd;
– In Kenia werd een petitie aangeboden aan de regering;
– In Colombia hielden twee vredesorganisaties een enquete op straat waarbij mensen gevraagd werd naar waar zij belastinggeld aan besteed zouden willen zien.
In Nederland is deze actiedag tot nu toe een vrij onbekend fenomeen. De Campagne tegen Wapenhandel (CtW) publiceerde vorig jaar in samenwerking met het Transnational Institute het rapport ‘Guns, debt and corruption’, over Europese militaire uitgaven. Daarbij werd vooral gewezen op de bijdrage die hoge militaire uitgaven hebben geleverd aan het ontstaan van de schuldenlast van in zeer zwaar weer verkerende landen als Griekenland, Spanje en Portugal.
Dit jaar maken Kerk en Vrede en CtW een voorzichtige start om de dag ook in Nederland meer onder de aandacht te brengen. Daartoe wordt onder meer onderzocht of er op lokaal niveau ook sprake is van steun aan militaire industrie.

Papendrecht: lokale steun aan wapenindustrie
Dit thema kwam in beeld door opvallende ontwikkelingen in Papendrecht. Deze gemeente doet er alles aan om Fokker binnen haar grenzen te houden. Voor de aankomende bouw van een nieuw hoofdkantoor wordt het natuurgebied Slobbengors opgeofferd. De gemeente kocht de grond en betaalt ook de bouw van het hoofdkantoor, waarna Fokker een huurprijs gaat betalen.
Fokker ging als bedrijf failliet in 1996, maar de fabrieken voor vliegtuigonderdelen en vliegtuigonderhoud en -reparatie gingen verder als onderdeel van het Stork-concern. Deze bedienen zowel de civiele als de militaire markt. Het bedrijf kondigde begin dit jaar nog een ontslagronde aan vanwege een terugloop in het onderhoudswerk. Men rekent echter op nieuwe orders in het kader van het JSF-project.
De lokale GroenLinks-fractie sprak zich uit tegen de ‘gemeente koopt, Fokker huurt’-constructie, in de eerste plaats vanwege de grote financiële risico’s die de gemeente met miljoenen gemeenschapsgeld aangaat. Andere partijen zien echter geen problemen en wijzen op het belang van Fokker voor de lokale economie en werkgelegenheid. Fundamenteler is dan ook de vraag of je lokale werkgelegenheid wilt faciliteren in een sector die elders in de wereld groot menselijk leed veroorzaakt. Het is tekenend dat die vraag nauwelijks aan de orde lijkt te komen.

Mochten lezers bekend zijn met gevallen van steun aan wapenfabrikanten in hun eigen gemeente, dan horen wij dit graag.