Preventie als defensie

[Verschenen in Vredesspiraal 2014/1]

Mij is de vraag gesteld: In hoeverre draagt het Nederlands defensiebeleid bij aan vermindering van gewapende conflicten in de wereld? Maar wat is eigenlijk het Nederlands defensiebeleid? En is het wel bedoeld om gewapende conflicten te verminderen?

Defensiebeleid begint altijd met een analyse van mogelijke dreigingen en komt dan met militaire maatregelen daartegen. Eigenlijk is dat raar. Het zou logischer zijn om niet alleen een dreigingsanalyse te maken, maar ook een analyse van de oorzaken van die dreigingen. En dan de vraag te stellen welke instrumenten je moet inzetten. Conflicten zijn een vast onderdeel van een veranderende wereld, maar ze hoeven niet tot geweld te leiden. Als je kijkt naar de oorzaken van conflicten (bijvoorbeeld economische ongelijkheid, of milieudegradatie) dan zijn militaire middelen zeker niet altijd het meest effectieve antwoord.
Dat stelde Javier Solana, toenmalig Hoge Commissaris van de Europese Unie, al in 2003 in zijn defensiestrategie voor de Europese Unie. Solana wees toenemende strijd om energie, water en landbouwgrond, klimaatverandering, en kleine, niet-statelijke strijdgroepen aan als bedreiging voor de Europese veiligheid. Ook sprak hij zijn zorg uit over de toenemende verspreiding van wapens over de wereld. Dit stuk van Solana geldt nog altijd als uitgangspunt voor de Europese veiligheidsvisie. Maar het heeft niet geleid tot een doortastend Europees duurzaamheidsbeleid of tot minder export van Europese wapens naar landen als Pakistan, Colombia of Saudi-Arabië. De meest recente Europese top van regeringsleiders, eind 2013, ging over de mogelijkheid tot verdere samenwerking van Europese strijdkrachten en het versterken van de Europese wapenindustrie.
Minister Timmermans van Buitenlandse Zaken stelde in de Internationale Veiligheidsstrategie van deze regering in 2013 dat voor veiligheidsbeleid verder moet worden gekeken dan alleen de krijgsmacht. Minister Timmermans is een groot voorstander van een geïntegreerde veiligheidsbenadering. De Internationale Veiligheidsstrategie is dan ook geschreven samen met Defensie, Veiligheid & Justitie, Economische Zaken en Binnenlandse Zaken. Men zou verwachten dat met zo’n brede blik meer zou worden gekeken naar oorzaken van conflicten. Maar helaas. Het doel van het internationale veiligheidsstrategie is
1- de bescherming van het grondgebied van Koninkrijk en Bondgenootschap,
2- de verdediging van de Nederlandse economische belangen en
3- de bescherming van de internationale rechtsorde.
Het doel van de regering is dus niet om gewapende conflicten te voorkomen.
Maar wat is het doel van de Nederlandse krijgsmacht? In 2008, Nederland was toen volop bezig om haar leger om te bouwen tot interventiemacht, werd het project “Verkenningen” gestart. Een poging tot een breed gedragen en wetenschappelijke visie op defensie. De Verkenningen stelde op grond van toekomstscenario’s vier mogelijke krijgsmachttypes voor:
Ten eerste een krijgsmacht die gericht is op
1-bescherming eigen en bondgenootschappelijk grondgebied
Pure gebiedsbewaking. Daar heb je andere wapens en organisatie voor nodig dan voor een krijgsmacht die gericht is op
2-interventie, op wereldwijd militair ingrijpen, de tweede optie in de Verkenningen.
Een derde optie is een krijgsmacht die gericht is op
3-stabilisatie van gebieden. Bijvoorbeeld een vredesoperatie.
Een vierde optie is een krijgsmacht die
4- van alles een beetje kan, Veelzijdig Inzetbaar noemt men dat in de Verkenningen.
Helaas werden de Verkenningen ingehaald door de economische crisis. Het eindrapport is daardoor ondergeschoffeld geraakt. En dat is jammer, want in de Verkenningen werd de fundamentele keuze voorgelegd over de vraag welke militaire rol wij als Nederland in de wereld willen spelen. Nu is die keuze niet gemaakt en wordt in de praktijk gekozen voor de vierde optie: van alles een beetje kunnen. Van een kleine missie tot een grote geweldsoperatie. Er is niet gekeken of onze krijgsmacht, die in essentie nog is gebaseerd op Koude Oorlogsscenario’s, nog wel een geschikt middel is voor de huidige veiligheidsrisico’s in de wereld.
Het Nederlandse defensiebeleid staat beschreven in de nota van minister Hennis met de veelzeggende titel “In het belang van Nederland”. Met die titel wordt het doel van de krijgsmacht duidelijk ingeperkt: Het gaat om ons belang. Er wordt niets gezegd over het voorkomen van gewapende conflicten. Het woord vrede wordt niet genoemd.
De speelruimte van de minister voor het maken van eigen beleid is natuurlijk beperkt. De plannen moeten passen binnen financiële kaders, ze moeten aansluiten bij de realiteit van de bestaande krijgsmacht en de strategie van het bondgenootschap, de NAVO, en als het even kan, moeten de plannen ook iets leuks opleveren voor de Nederlandse defensie-industrie.
Sommige ijzervreters beweren dat door alle bezuinigingen inmiddels een leger is ontstaan dat niets meer voorstelt. Dat is onzin. Want een krijgsmacht die alles een beetje kan heeft namelijk ook ‘een beetje’ de mogelijkheid tot groots militair optreden, in het hoogste geweldsspectrum. Die mogelijkheid heeft Nederland onder meer met vier Commando Luchtverdediging Fregatten, zwaarbewapende oorlogsschepen die vijandige raketten kunnen neerhalen. Het zijn topproducten van onze eigen Nederlandse wapenindustrie, zeer aanbevolen voor export. Ze passen in het Star Wars scenario, het raketschild, waar Poetin zo boos over was dat hij een nieuwe bewapeningsronde heeft ingezet. Een wapensysteem dat escalatie in de hand werkt. Op dit moment worden die fregatten overigens ingezet ter bestrijding van piratenbootjes.
Een ander wapen voor in het hoogste geweldsspectrum is natuurlijk het nieuwe gevechtsvliegtuig de JSF. Lucratief voor onze militaire industrie, maar natuurlijk vooral goed voor de banden met bondgenoot Amerika en voor de instandhouding van de kernwapentaak. Verder doet Nederland mee in de nieuwe wedloop met gewapende drones, onbemande vliegtuigen die raketten kunnen afschieten. Hoewel in eerste instantie ongewapende drones zijn besteld is uitdrukkelijk de mogelijkheid opengelaten in een later stadium – vermoedelijk als de publieke weerstand een beetje is overwonnen – toch wapens voor deze Reapers aan te schaffen. De Nederlandse wapenindustrie – Fokker – mag het onderhoud van deze killerdrones verzorgen.
Er wordt nog altijd niet kritisch nagedacht over de rol van Nederland bij het verminderen van gewapende conflicten. Misschien komt dat, omdat je met het voorkomen van conflicten niet erg kan scoren. Het gebeurt vaak nogal onzichtbaar. Het inzetten van militairen is veel daadkrachtiger, het doet het goed in de media, daar houden politici van. De noodzaak om publiek draagvlak te verkrijgen verhinderd soms de meest effectieve oplossingen, dat is een ingewikkeld probleem van de democratie.
Het gebrek aan aandacht voor het voorkomen van conflicten zie je terug op allerlei beleidsterreinen. Van het wegbezuinigen van diplomaten, die een bemiddelende rol kunnen spelen bij conflicten, tot het laten voortbestaan van Nederlandse brievenbusfirma’s die ontwikkelingslanden van belastinginkomsten beroven, die ze juist zo nodig hebben om zich duurzaam en stabiel te ontwikkelen. Van het niet veroordelen van illegale drone-aanvallen op Pakistan, die leiden tot haat tegen het westen en die een inbreuk zijn op internationaal recht, tot het ondersteunen van een exportgerichte wapenindustrie, die de kans doet toenemen dat conflicten gewapenderhand beslecht zullen worden.
Als we het geld dat nu wordt uitgegeven aan wapens als LC-fregatten, JSF’s en drones, in gaan zetten voor conflictpreventie, voeren we een veel efficiënter veiligheidsbeleid. Al is dat natuurlijk jammer voor de wapenindustrie.

Deze tekst is een bewerking van de lezing van Wendela de Vries op de conferentie Economie en Gewapende Conflicten, georganiseerd door het Platform Duurzame en Solidaire Economie samen met Kerk en Vrede, Vrouwen voor Vrede en WILPF.