Nederland in de internationale wapenhandel

Marienburg Magazine, februari 2016 – Het is bij lang niet iedereen bekend: Nederland is een van de grootste wapenexporteurs ter wereld. Ondanks het bestaan van exportregels vinden Nederlandse wapens zonder problemen hun weg naar landen in oorlog of met gewapende binnenlandse conflicten, repressieve regimes, mensenrechtenschenders en arme landen.

 
Internationale wapenhandel
Wereldwijd bedraagt de omzet van wapenhandel jaarlijks ruim 400 miljard dollar. Het grootste deel daarvan betreft binnenlandse aankopen van wapens, een kleiner deel gaat om internationale handel. De Verenigde Staten en Rusland zijn veruit de grootste wapenexporterende landen. Nederland staat steevast in de top 15, over de laatste tien jaar waarover cijfers bekend zijn zelfs op plek negen.
De regering gaf de afgelopen tien jaar meestal voor rond de een miljard euro per jaar aan wapenexportvergunningen af. In 2014 schoot dit opeens de lucht in, naar ruim twee miljard euro, mede door een grote vergunning voor de uitvoer van onderdelen voor de Joint Strike Fighter (JSF), de opvolger van de F16.
Naast de eigen wapenexport is Nederland ook een belangrijk doorvoerland voor militaire goederen. Via de mainports Schiphol en Rotterdam vinden vele wapens hun weg van het land van herkomst naar hun bestemming. De controle hierop schiet vaak tekort. Als een ander EU- of NAVO-land de export al heeft goedgekeurd dan vindt de Nederlandse overheid het over het algemeen wel best.
 
Wapens en bedrijven
Er zijn enkele honderden Nederlandse bedrijven actief op de militaire en security-markt. Voor een belangrijk deel gaat het hierbij om kleine bedrijven, die zeer gespecialiseerd (technisch) werk doen, en/of om bedrijven die ook (voornamelijk) op de civiele markt actief zijn. In de wapenindustrie werken in Nederland ongeveer 14.000 mensen. De bijdrage aan het BNP komt zelden boven de 1%.
Wie aan wapens denkt, ziet in eerste instantie meestal zaken als handvuurwapens met bijbehorende munitie, kanonnen en tanks voor zich. Die worden in Nederland echter niet of nauwelijks gemaakt of uitgevoerd. Waar het wel om gaat zijn met name marineschepen, delen van gevechtsvliegtuigen en helikopters, technologie en radar- en vuurleidingsystemen waarmee bommen en raketten hun doel zoeken. Minder tot de verbeelding sprekend, maar in moderne oorlogvoering minsten zo belangrijk als de ‘klassieke’ wapens.
Een aantal grotere Nederlandse bedrijven speelt een belangrijke rol op de internationale militaire en security-markt. Het voormalige Hollandse Signaalapparaten (HSA) in Hengelo is al weer jaren onderdeel van het grote Franse wapenbedrijf Thales. Het maakt vooral radar- en vuurleidingsapparatuur, maar ook het kanon Goalkeeper, een van de weinige complete wapensystemen die in Nederland geproduceerd worden.
Stork en het daarvan losgekoppelde Fokker zijn vooral bekend als makers van onderdelen van vliegtuigen en helikopters. Dit bedrijf heeft binnen Nederland veruit de meeste opdrachten in het kader van het Joint Strike Fighter-programma binnengehaald.
Het Paneuropese Airbus behoort tot de grootste militaire bedrijven ter wereld. Het maakt vooral vliegtuigen en helikopters, maar ook kernwapens en andere raketten. Productie vindt met name plaats in Duitsland, Frankrijk en Spanje. Vooral vanwege het gunstige Nederlandse belastingklimaat bevindt het hoofdkantoor zich echter in Leiden. Om dezelfde reden vestigt ook de vorig jaar ontstane holding Kant, een fusie van het Duitse wapenbedrijf KMW en het Franse Nexter, zich officieel in Nederland.
Damen is een van de belangrijkste militaire scheepsbouwers ter wereld. De afgelopen tien jaar vielen bijvoorbeeld leveringen van korvetten en fregatten aan Indonesië en Marokko op, waarmee honderden miljoenen euro’s gemoeid waren. Kleinere schepen, zoals patrouilleboten, worden over de hele wereld verkocht.
TenCate en DSM zijn wereldwijd bekend als leveranciers van bepantsering en beschermende kleding. TenCate is hofleverancier van de Special Forces van de VS, de meest gewelddadige en minst gecontroleerde eenheden van het Amerikaanse leger.
Onderzoeksinstituut TNO is op het gebied van militair onderzoek en ontwikkeling een grote internationale partij. Het neemt deel in vele door de EU gefinancierde onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s op militair en security-gebied.
 
Lobby en overheidssteun
De Nederlandse militaire en security-industrie heeft zich verenigd in een koepelorganisatie, Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid (NIDV). Deze lobbiet voor de belangen van de industrie en voor inschakeling van Nederlandse bedrijven bij wapenprojecten. Er wordt vaak nauw samengewerkt met Defensie, veel belangrijke posities worden bezet door oud-militairen.
De Nederlandse overheid steunt de wapenindustrie op diverse manieren. Er is financiële steun voor deelname aan internationale wapenbeurzen, waar enkele keren per jaar ook overheidsdelegaties onder leiding van een minister of staatssecretaris de belangen van de industrie komen behartigen. Deelname aan handelsmissies is een ander voorbeeld. Een derde vorm van steun is het afgeven van exportkredietverzekeringen. Daarmee krijgen bedrijven de garantie dat ze hun geld voor een levering ontvangen, ook als het afnemende land in gebreke blijft.
Naast de bedrijven is ook de overheid zelf een belangrijke wapenexporteur. Door de krijgsmacht afgestoten wapens worden doorverkocht aan andere landen. Deze eeuw waren bijvoorbeeld Chili, Peru en Jordanië grote klanten. Jordanië kreeg als blijk van waardering dit jaar zelfs pantservoertuigen kado.
 
Wapenexportregels
Voor militaire exporten is een vergunning nodig. Om te beoordelen of een export door de beugel kan toetsen ambtenaren van Buitenlandse Handel deze aan de gezamenlijke Europese wapenexportrichtlijnen. Deze richtlijnen bestaan uit acht criteria, die onder meer handelen over de binnenlandse en regionale situatie, mensenrechten en de financiële draagkracht van landen.
EU-landen zijn vrij in hun interpretatie van deze regels, wat tot grote verschillen leidt. Dat levert weer klachten van de wapenindustrie op, die vindt dat de richtlijnen overal uniform (dus: zo soepel mogelijk) toegepast moeten worden.
De criteria klinken mooi, maar in de praktijk stellen ze weinig voor. Zo worden exporten naar landen die grootschalig mensenrechten schenden alleen afgewezen wanneer de kans groot is dat precies de betreffende wapens voor zulke mensenrechtenschendingen worden ingezet. Elke wapenexport naar een repressief regime draagt echter bij aan versterking en legitimering van dat regime. In 2014 gaf de regering een wapenexportvergunning voor Turkmenistan af, ondanks dat het van mening is dat dat land “een van de meest restrictieve regimes ter wereld” heeft. Enkele jaren eerder mochten er korvetten naar Indonesië, ookal werden soortgelijke schepen gebruikt bij troepentransporten en kustbeschietingen in het conflict in Atjeh.
 
Controversiële exporten
Zeer problematisch zijn de exporten naar het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Deze gaan onverminderd voort, zelfs nadat de regering tijdens de ‘Arabische Lente’ van 2011 diep door het stof moest toen bleek dat door Nederland geleverde pantservoertuigen in Bahrein en Egypte gebruikt werden om volksopstanden hardhandig neer te slaan.
Zes landen waaraan in 2014 wapens zijn geleverd, zijn nu betrokken bij de oorlog in Jemen. Van de landen die betrokken zijn (geweest) bij leveringen aan strijdende partijen in Syrië ontvingen Qatar, de VAE, Saoedi-Arabië en Turkije wapens uit Nederland.
Afgelopen jaar kreeg Thales nog een vergunning voor de miljoenenexport van radarapparatuur voor nieuwe schepen voor de Egyptische marine. De regering negeerde daarbij de deelname van deze marine aan de zeeblokkades in het kader van de Jemen-oorlog.
Nederlandse wapens voeden bijvoorbeeld ook een regionale wapenwedloop in Latijns-Amerika, waar Chili, Peru, Colombia en Venezuela grote klanten zijn. De met elkaar op gespannen voet levende buurlanden Pakistan en India, beide in het bezit van kernwapens, zijn eveneens vaste afnemers van Nederlandse wapens.
De rol van Nederland in de internationale wapenhandel is er bepaald niet een om trots op te zijn. Voor een beperkt economisch gewin sluiten regering en industrie liever hun ogen voor de verwoestende gevolgen en het leed als gevolg van wapenleveranties. Voor vrede en veiligheid is een eerlijke verdeling van macht en welvaart nodig, en investeringen in onderwijs en duurzame ontwikkeling. Stop Wapenhandel, een kleine organisatie die onderzoek doet en campagne voert, pleit dan ook voor het zoveel mogelijk beperken van wapenexport en voor het stoppen van wapenexportpromotie door overheid en bedrijven.